Aan weerszijden van deze blog zijn 2 wachters weergegeven. Ze hebben een beschildering als de camouflage op de vleugels van een vlinder. In feite is het 1 foto die nog eens in spiegelbeeld is weergegeven.
De foto is van een houtsnijwerk dat ik rond 1979/1980 heb gemaakt. Ik woonde destijds in een kraakpand in Utrecht en had juist mijn studie Antropologie aan de wilgen gehangen. Ik leefde van los uitzendwerk en las Nietzsche. Bij Nietzsche sprak me onder ander zijn beeld van het Appolinische en Dionysische. Adolescent die ik destijds was bespeurde ik in mezelf Appolinische en Dionysische trekken. Met een sterke neiging naar de roes van het Dionysische. In het kraakpand waar ik verbleef lagen in de kelder restanten van een vroege jaren 70 feestkelder, korte boomstammetjes die een rustiek Amerikaanse wild-west sfeer moesten creƫren. Voor mij waren de boomstammetjes grondstof voor dit zelfportret.
Allereerst: waarom ik dit beeld als wachters geplaatst heb bij deze blog?
Zoals iedere tegenstelling is de de tegenstelling Appolinisch <-> Dionysisch een denkbeeldige. Wat dit denkbeeld in dit verband interessant maakt is dat je kunt zeggen dat het onderkennen en volgen van patronen een Appolinische trek is, terwijl het doorbreken, het uitbreken uit patronen een Dyonisische trek is.
Voor Nietzsche is het Appolinische een afstandelijk beschouwen, onthecht raken van de wereld, een ontkenning van het leven, het Dionysische is juist een bevestiging van het leven.
Dioysus, god van de wijn, staat voor de extase, de roes, het beleven en uitleven van emoties, instincten,lusten.
Bacchanalian scene, representing the harvest of wine grapes and a drunken Dionysos, Greco-Buddhist art of Gandhara |
Romeins beeld van Apollo |
Apollo vormt weefsels in een creatieve drang naar constructie en vernieuwing, Dionysus verscheurt deze in een creatieve drang tot leven en destructie.
Het simpele antwoord is daarmee, dat ik in mijzelf beide beelden kan herkennen, het belang van beide onderken, en ik in mijn leven tussen deze twee polen mijn evenwicht zal moeten vinden. Zoals mijn levenslust mijn emotie wekt, zo wekt deze energie ook in mij de drang tot het onderkennen en volgen van patronen. Beide dienen tot hun recht te komen.
Dan: waarom wachters?
Nietzsche is vooral bekend geworden omdat hij de dood van God geproclameerd heeft. In de tijd dat ik Nietzsche las was dat al een eeuw terug, de desorrientatie die Nietzsche met zijn bewering duidde was, en is nog steeds een gegeven in onze cultuur. In de wereld van Nietzsche werd een cultuur beschouwd als een zelfstandig iets dat jong kon zijn en oud kon worden. De moderniteit had in West Europa vanaf de middeleeuwen al behoorlijk huisgehouden en vooral in het Duitstalig Europa hadden de mensen zowel kennis mogen maken met de zoete en de wrange vruchten van deze veranderingen. Op oude culturen waren vermoeidheid en verouderingsverschijnselen geprojecteerd. In oude culturen is de Dionysische geest overvleugeld door de apollinische geest. Daardoor verliest een oude cultuur aan veerkracht en is gedoemd ten onder te gaan aan jonge destructieve en vernieuwende dionysische krachten. Voor Nietzsche waren de grote wereldreligies voorbeelden van oude culturen. Voor zover hij over de westerse wereld en het Christendom sprak mag je ervan uitgaan dat hij kennis van zaken had, voor zover hij ook sprak over andere wereldgodsdiensten zoals Islam en Boeddhisme mag je aannemen dat hij niet erg gehinderd werd door kennis van zaken. Algemeen gesteld was het standpunt van Nietzsche dat al deze religies een ontkenning van het leven inhielden. De aandacht van deze religies werd immers gelegd op een voortbestaan na de dood, Nietzsche stelde voor om positief het leven bevestigend de aandacht te richten op een leven voor en tot de dood. Daarvoor bepleitte Nietzsche een heroverweging, een omverwerping van alle waarden, gezien immers zijn gewijzigd perspectief. Het Boeddhisme kwam wel enigszins in de buurt van wat Nietzsche voorstond, maar de door Nietzsche begrepen onthechting, zoals verwoord in de 4 nobele waarheden van het Boeddhisme, beschouwde Nietzsche als ontkenning van het leven. Het Christendom was in de optiek van Nietzsche, zoon van een dominee, vooral verwekelijkt door het concept van het medelijden en de verinnerlijking van het lijden van Christus.
Voor Nietzsche was strijd het centrale begrip in ons bestaan. Een bekende uitspraak van Nietzsche is: "Alles wat me niet dood, maakt me sterker". De werkelijkheid kent meer tinten, en de risico's zijn niet gering. Nietzsche zal nog ruim voor zijn uiteindelijk overlijden geestelijk onherstelbaar ineen storten. De aanleiding voor zijn geestelijke ineenstorting wordt volgens de overlevering gevormd door een straat tafereel. Een volkomen afgeleefd werkpaard wordt mishandeld door zijn eigenaar, Nietzsche stort zich om de hals van het paard. De oorzaak zal mogelijk los staan van deze aanleiding, de aanleiding is voor mij veelbetekenend genoeg. Het weefsel dat Nietzsche had losgescheurd, het medelijden, had een open wond achtergelaten, terwijl de bescherming, die het weefsel bieden kan, was weggevallen.
Als er strijd is, dan is er niet alleen strijd, dan is er ook harmonie. En evenzo, als er onthechting en ontkenning van de wereld is, dan is er ook hechting en viering van het leven. Ieder onderscheid kent verschillende kanten. Door het vinden van de juiste balans in het onderscheid kan ik mijn evenwicht bewaren.
De balans tussen onze apollinische en onze dionysische neigingen is uiterst kwetsbaar, sommige weefsels zijn erg sterk, andere weer zeer teer.
Japanse Boeddhistische tempelwachters in het Rijksmuseum |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten